Den kasuaris - Abraham

Pril in de reeds dagende lente
verhief het nog jong paar zich tot grotere hoogten

Den kasuaris ene nog gans mythische vogel voerde nu de krop van zine gade
ende zo zachtjes door mekander woelende, kroelende
waren zij opgenomen tot ene vorm, één zijn in 't jonge hout,
gewassen aan de rand van een eeuwenoud woud

Gekir en gefladder gedruis alom
wat was aan de rand van dit bos
gevederte van het zachtste daalde neder over 't jonge loof
hoog sprongen zij op, en lieten toch niet los

Het waren de tekenen van ene hergeboorte
en de blijheid omgaf mine herte
wijl mijn gesluierde geest deez nieuwe leven bevatte

Plots was het er stil .....
de verschrikking van 't nog jonge paar in den eerste ochtendnevelen
Was het mijn bonzend hert die deez gemeenschap had verstoord
of had het gevogelte mijn zwijgen gehoord

 

Abraham

 

Kasuaris

Kasuaris