Geschiedenis van Eersel - 2 Vroege middeleeuwen

Artikelindex

 

Vroege middeleeuwen

Clovis of Chlodovech (c. 466-511) was de eerste koning der Franken die alle Frankische stammen verenigde onder één heerser. Hij was ook de eerste katholieke koning die heerste over Gallië (Frankrijk). Hij was de zoon van Childerik I en Basina. Clovis, werd in 486 na Chr. de absolute heerser over een Germaans koninkrijk met een gemengd Romeins-Germaanse bevolking. Hij consolideerde zijn bestuur met de annexatie van de Romeinse rompstaat van Syagrius (de opvolger van Flavius Aetius) alsook met overwinningen over alle andere Frankische stammen, en vestigde zijn hoofdstad in Parijs. Clovis werd bekeerd tot het katholicisme op initiatief van zijn vrouw, Clothilde, een Bourgondisch Gotische prinses die, ondanks het arianisme dat haar aan het hof omringde, katholiek was. Een belangrijk deel van de nalatenschap van Clovis is dat hij in 486 de macht van de Romeinen verminderde door de Romeinse heerser Syagrius te verslaan in de Slag bij Soissons.
Bij de dood van Clovis in 511 hadden ze bijna de volledige provincie Gallia onder controle dat voortaan 'Frankrijk' zou heten, het rijk van de Franken. Clovis behoorde tot de eerste dynastie van dit Rijk der Franken: de Merovingische dynastie. Aan het einde van de vijfde eeuw begon een cyclische beweging van vereniging en versnippering. Clovis I verenigde alle Frankische stammen onder zijn bewind. Na zijn dood werd zijn rijk volgens het Salische erfrecht verdeeld onder zijn vier zonen. Deze bevochten elkaar, maar werkten samen tegen de rest van Europa, waardoor ze erin slaagden de Germaanse stammen aan zich te onderwerpen. Het rijk werd pas definitief verenigd door Dagobert I, die in 639 stierf. De laatste Merovingische koningen hadden maar weinig macht, ze lieten hun taken in toenemende mate over aan de hofmeiers (de 'huismeesters' die de Merovingische koning in het bestuur bijstonden). In Austrasië werd deze taak vanaf 687 uitgeoefend door de Pepiniden. Deze familie werd steeds belangrijker door het erfelijk maken van het ambt. De Merovingers bleven echter nog lang als schijnkoningen (ook wel vadsige koningen genoemd) op de troon.

De Franken vestigden zich rond 700 opnieuw in de streek. Zij woonden waar hoge en lage gronden dicht bij elkaar lagen. Eén van deze hoge gronden was Ereslo. Vanaf deze tijd is er sprake van een overheidsgezag in de streek. De Franken bouwden hun boerderijen rond een driehoekig plein 'de plaatse' genaamd. Een nederzetting met een plaatse en akkers was een akkerdorp, daarnaast ontstonden zogenaamde domeinen welke eigendom of in beheer van de hoge Frankische adel waren. In deze tijd maakte Eersel en omstreken als onderdeel van Taxandrië deel uit van Austrasië het noordoostelijk deel van het Merovingische koninkrijk.

De oudst bekende geschreven vermelding van Eersel vinden we in het Liber Aureus van de Abdij van Echternach. Hierin is een oorkonde uit 712 opgetekend waarin de Frankische grootgrondbezitter Aengilbertus van Tessandrie (Graaf van Tessandrie), zoon van wijlen Gaobertus, met instemming van zijn broer Verengaotus aan Sint Willibrordus zijn eerste domein en bezit te Eresloch schenkt, bestaande uit drie tenures, de sala, de kleine hoeve met drie slaven, hun vrouwen en kinderen. Eersel werd in het jaar 712 nog Erslo genoemd. Willibrordus vermaakte Erslo in 739 als bezit bij testament over aan de abdij van Echternach in Luxemburg, domein Diessen.

Rijk der Franken van 481 tot 814

Koningkrijk der Franken van 481 tot 814

Historia Trevirensis diplomatica donat loco Ehresloch

S. Leotwinus archief
Historia Trevirensis diplomatica et pragmatica inde a translata Treveri praefectura praetorio Galliarum.
De geschiedenis van Trier, diplomatische latijnse geschriften van de prefectuur van Gallië.

 

Willibrordus was een missionaris uit het Engelse Northumbria, en wordt ook wel de apostel van de Lage Landen genoemd. Hij kwam in het jaar 680 naar het Europese vaste land voor de kerstening van de Friezen. Hij werd in Rome in 695 door paus Sergius I tot aartsbisschop der Friezen gewijd met een zetel in Utrecht. Door de steun van de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal kreeg Willibrord van de Frankische adel een grote hoeveelheid landgoederen geschonken waaronder dus Ereslo.

Door deze giften was Willibrord in staat om de Abdij van Echternach te stichten en te bouwen. Met deze abdij is Eersel van oudsher verbonden en de parochie en parochiekerk is ook vernoemd naar Sint Willibrordus. In 714 overlijd Pepijn van Herstal en in de strijd om zijn opvolging werd er 3 jarige machtsstrijd gevoerd de Frankische Burgeroorlog (715-718) waaruit als winnaar zijn bastaardzoon Karel Martel als opvolger kwam. Onder Karel Martel kon Wilibrordus zijn zetel in Utrecht die hij in de Frankische Burgeroorlog was kwijt geraakt weer innemen en zich hier blijvend vestigen. Willibrord stierf op 81-jarige leeftijd in 739 en werd op eigen verzoek begraven in Echternach. Karel Martel wordt de eerste van de Karolingen genoemd, hij was de vader van Pepijn de Korte en grootvader van Karel de Grote.

Karel de Grote (ca. 747-814) afkomstig uit het geslacht der Karolingen, was vanaf 9 oktober 768 koning der Franken en vanaf 25 december 800 keizer van het Westen. Karel breidde het Frankische rijk enorm uit met de annexatie van Saksen, Beieren, Spaanse Mark, Karinthië en Lombardije. Tevens voerde de Frankische keizer ook ingrijpende hervormingen door zowel op de indeling en machtsverdeling van het rijk maar ook op het gebied van landbouw, onderwijs en rechtspraak. De kerk speelde een vooraanstaande rol bij de reorganisatie en consolidatie van het binnenland. Er werden onder andere talrijke nieuwe bisdommen gesticht, waarbij Karel zich het recht voorbehield, de bisschoppen zelf te benoemen. Kloosters werden tot abdijen verheven. Zij werden de drijvende kracht van de onderwijshervorming, die door Karel was begonnen, en werden derhalve veelvuldig uitgebouwd en uitgebreid.

Naar oud Frankisch gebruik regelde Karel in 806 zijn opvolging door een rijksdelingsplan, de zogenaamde Divisio Regnorum. Nadat zijn beide oudere zonen echter vroeg gestorven waren, verhief Karel in 813 zijn – naar toenmalige begrippen – enige legitieme erfgenaam Lodewijk de Vrome tot medekeizer. In 814 volgde hij zijn vader op.

Na een 47-jarige heerschappij stierf Karel de Grote op 28 januari 814 in Aken en werd in de paltskapel, de zogenaamde Mariakerk, bijgezet (zie: graftombe). De doodsoorzaak (geïnfecteerd met borstvliesontsteking?) is niet met absolute zekerheid vastgesteld. Einhard vermeldt dat Karel, nadat hij hevige koorts had gehad waarbij de dokters hem hadden aangeraden te vasten, een ontsteking in de zij zou hebben opgelopen, waarna de verzwakte Karel na een zevendaags ziektebed stierf.

EmperorCharlemagne

in 1513 door Albrecht Dürer geschilderd
afbeelding van Karel de Grote met kort na zijn dood gemaakte delen van de keizerlijke regalia.