De Kempen voorheen Taxandria (of Toxandrië)
- Details
- Hoofdcategorie: Artikelen
- Categorie: Wetenswaardigheden
- Gepubliceerd: maandag 15 juni 2015 10:41
- Hits: 4389
Taxandria (of Toxandrië) is de oude, Germaanse benaming voor de huidige Kempen.
De kempen is een streek in het Noorden en Oosten van Vlaanderen en het Zuiden van Nederland.
Taxandria is de oude, Germaanse benaming voor de huidige Kempen. Het toenmalige Taxandria werd ruwweg begrensd door de Demer in het Zuiden, de Peel in het oosten, de Waal in het noorden en de Schelde in het westen. De naam herinnert aan de Taxandria, een stam uit de Romeinse tijd. Vanaf de Middeleeuwen won de benaming Kempen steeds meer veld. Zowel aan de Nederlandse als aan de Vlaamse zijde kenmerkt Taxandria zich door een afwisselend, licht glooiend landschap met bossen, heide, veengebieden, vennen en beekvalleien.
Uit Wikipedia:
Toxandrië (Texandrië, soms ook Taxandria) was in het Frankische Rijk een gouw die zich uitstrekte van de Kempen in het zuiden tot de Maas in het noorden. In het oosten grensde het aan de Maasgouw, in het westen aan de Schelde en de Dijle. De latere Meierij van 's-Hertogenbosch, onderdeel van het hertogdom Brabant, is ontstaan op grondgebied van Toxandrië.
Het gebied zou door de Romeinen Taxandria genoemd zijn omdat er veel venijnbomen (Latijn: Taxus) van goede kwaliteit waren. Zij gebruikten het taxushout om onder meer bogen van te maken. Iets oostelijker, ongeveer in het huidige Limburg, woonden in de eerste eeuw v.Chr. de Eburonen wat 'Taxusboeren' zou betekenen.
Ligging:
Het Vlaamse Kempenland neemt het grootste deel van de provincie Antwerpen en het noorden en midden van Belgisch Limburg in, en, niet te vergeten, het uiterste noorden van Vlaams-Brabant. Als begrenzing van de Kempen in het Vlaams Gewest kan men beschouwen: in het westen de Scheldevallei en de Scheldepolders, en de lijn Wijnegem-oostrand van Lier-Boortmeerbeek ; in het oosten de Maasvallei ; in het zuiden grenzen de Kempen aan de lijn Rupel -Dijle, door het noorden van Vlaams-Brabant, aan de Demer, en aan een lijn over Hasselt van Munsterbilzen tot Lanaken.
Het spreekt vanzelf dat de polders langs de rechteroever van de Schelde geen deel uitmaken van de Kempen, evenmin als de Antwerpse agglomeratie. In het oosten dient men eveneens buiten de Kempen te rekenen die 2 tot 3 km brede leemstrook langs de Maas, het gekende Maasland, met gelijkaardige kenmerken als Haspengouw. De streek tussen de Beneden-Zenne en de Dijle, ten noorden van de lijn Vilvoorde-Leuven, hoort er dan weer wel bij en wordt de Brabantse Kempen genoemd.
Ten noorden van de staatsgrens met Nederland zetten de Kempen zich voort door de zandgronden van het zuidoosten van Noord-Brabant (Nederlandse of (Noord-)Brabantse Kempen) tot voorbij Eindhoven, en in Nederlands Limburg (Peel, Weert), en vormen er één geheel mee. Bij Weert ligt hier ook het Nationaal Park De Groote Peel.
Het Kempenland ligt dus in het hart van het vroegere hertogdom Brabant en in het noordelijk deel van het voormalige graafschap Loon. Het moet overigens niet verward worden met het kwartier van Kempenland, dat weliswaar tot de Kempen behoort, maar er slechts een klein onderdeel van is.
Naam:
De naam van de streek is een vervorming van het Latijnse Campinia of Campina, hetgeen 'open ruimte' betekent (campus = vlakte). In het Frans wordt de streek overigens nog steeds la Campine genoemd en in het Engels the Campine. Ook worden de Kempen soms als Toxandrië of Taxandria aangeduid, een naam die uit de Romeinse tijd stamt. Opgelet: in het Nederlands is de eigennaam Kempen een plurale tantum, een woord dat alleen in het meervoud voorkomt. De Kempen vragen dus steeds een werkwoordsvervoeging in het meervoud.
Er zijn twee bijvoeglijke naamwoorden met de betekenis: van, in, uit, betreffende, met betrekking tot de Kempen. Voor niet-menselijke zaken gebruikt men doorgaans het bn. Kempens: Kempense leem, Kempense gotiek, Kempense koeienras, Kempense kanalen. Voor menselijke zaken bezigt men meer het bn. Kempisch: een Kempisch hoeveke, een Kempisch accent, Kempische koffiewafels, Kempische klederdracht. Een andere indeling is het frequentere gebruik van Kempens in Nederland, en van Kempisch in Vlaanderen.
De inwoners van de Kempen worden Kempenaars genoemd, wat ook de naam van een scheepstype is, en van een aardappelsoort waarvan het pootgoed uit de Vlaamse Kempen afkomstig is..
Kempen geschiedenis
Cultuur
De Kempense bevolking leefde hoofdzakelijk van de landbouw, ook al bracht die niet veel op. De boerderijen waren de typische Kempense langgevelboerderijen die in een aantal Kempense dorpen nog te bezichtigen zijn of bewaard zijn gebleven als woonhuis. Veel van het Kempens bouwkundig, agrarisch en cultuurhistorisch erfgoed wordt bewaard in het openluchtmuseum van Bokrijk. Maar naast boeren hebben er in de middeleeuwen ook handelaars en ambachtslieden gewoond. De teuten ondernamen handelsreizen naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg of zelfs Denemarken.
De Kempen fungeerden ook vaak als decor voor schilders, waarvan Genk het bekendste voorbeeld is. Museum Kempenland te Eindhoven bezit een aanzienlijke en historisch belangrijke collectie kunst van schilders, tekenaars, beeldhouwers, edelsmeden en andere handwerk(st)ers uit deze regio.
De vroegere Kempische leefgewoonten en dialecten zijn onderwerp geweest van veel wetenschappelijk onderzoek en daardoor in diverse publicaties uitvoerig beschreven, o.a door A.P. de Bont ('Dialekt van Kempenland'). Het gebied is rijk aan verhalen over onder andere de Bokkenrijders en Kabouterkoning Kyrië met zijn kaboutervolkje.
Romeinse tijd
Toen de Romeinse veldheer Julius Caesar deze contreien bezette, werd 'Toxandria' bewoond door Eburonen, en nadat die uitgeroeid waren ten gevolge van de opstand onder Ambiorix vestigden zich hier Toxandriërs, die hun naam gaven aan het gebied. In 358 na Chr. vestigden de Salische Franken zich als Laeti in Toxandria. Het maakte deel uit van het Romeinse Keizerrijk tussen 12 v.Chr. en 406/407 na Chr.
Ook de Romeinen hebben dus hun sporen nagelaten in de Kempen. In Hoogeloon heeft men de resten van een Romeinse villa ontdekt uit de 2e eeuw. Deze villa maakte deel uit van een agrarische nederzetting. Langs een weg tussen Hapert en Casteren is een Romeinse muntschat met 2598 munten uit de 3e, 4e en 5e eeuw gevonden. Er zaten munten tussen van o.a. Tetricus I, Julianus, Valentinianus I, Honorius en Arcadius. Van Postumus wordt vermoed dat hij uit Deusone kwam, dat wellicht nu het hedendaagse Diessen is. In Diessen zelf zijn een fragment van een Romeinse dakpan, terra sigillata en een bronzen munt van Constantijn gevonden. In Veldhoven zijn een terracotta beeldje van de godin Diana en de resten van een Romeinse wachttoren ontdekt.
Toxandrië op een kaart van Centraal-Europa tijdens 919-1125 |
Gereconstrueerde gouwkaart uit 1890 van de |
In de 1e eeuw maakte Plinius de Oudere melding van het Germaanse volk Texuandri, dat "achter de Schelde" (d.i. ten oosten van de Oosterschelde) woonde. Zijn naam zou bestaan uit de Germaanse woorden tehswa en andra en zo "op de rechteroever" betekenen. Anderzijds kon dit volk zijn naam ontlenen aan de taxus of verwijzen naar de vroegere Eburonen.
Voor 358 vielen Salische Franken het gebied apud Toxandriam locum gewapenderhand binnen, en keizer Julianus maakte hen tot foederati van Rome. Later richtten de Franken er een gouw op, die in 709 pago Texandrie genoemd werd. Tegen 1100 waren in het gebied het markgraafschap Antwerpen en de meierij van 's-Hertogenbosch ontstaan, al gauw onderdelen van het hertogdom Brabant.
Middeleeuwen
Reeds voor de vestiging van de abdijen in de Kempen in de twaalfde eeuw, zoals die van Tongerlo, Postel en Averbode, waren er grote ontginningen. De vita van Sint-Dimpna maakte gewag van het kappen van hout in de omgeving van Geel. In de eerste helft van de dertiende eeuw werden door Hendrik I van Brabant vrijheden gesticht, waaronder Herentals in 1209, en in 1212 Turnhout, Arendonk, Hoogstraten en ten noorden van de Kempen Oisterwijk. Eindhoven kreeg pas vrijheidsrechten in 1232 en Lommel in 1332. Herentals zou uitgroeien tot een omwalde stad.
Vanaf de 13e eeuw vond vervening plaats, en er werden vele vaarten gegraven om de turf af te voeren naar de steden. Deze werden "vletsloten" genoemd, naar de vletten waarop de turf werd vervoerd. Na het afgraven van het veen bleef een schrale grond over.
De woeste gronden rond de dorpen en vrijheden in de Kempen gebruikte men vanaf de 14e eeuw als gemeenschappelijke heide voor plaggenlandbouw en het telen van schapen. De uitgestoken plaggen heidegrond, door de schapen bemest, werden gemengd met de schapenmest uit de potstal, en hiermee werd de zeer arme akkergrond bij de dorpen bemest.
De Kempense wol werd gebruikt in de oudere steden buiten de Kempen als grondstof voor de lakenindustrie. Er ontstond ook een lakenindustrie in de Kempen zelf. Het laken van Herentals werd uitgevoerd naar het buitenland en ook in de dorpen waren er weefgetouwen. De lakenhal op de Grote Markt van Herentals is nog een getuige van de economische bedrijvigheid uit die periode.
Nieuwe tijd
In de zestiende eeuw kwam de lakenindustrie ten val. Enkele locaties zoals Turnhout legden zich toe op het vervaardigen van linnen en tijk uit linnen. Na de Opstand werd Noord en Zuid van elkaar gescheiden door een staatsgrens. Vooral het mercantilisme werd echt nadelig voor de regio. De tijd bleef voortaan stilstaan in de Kempen.
Industrialisatie
Na de Napoleontische tijd werden de Kempische kanalen gegraven. Voor deze smalle en ondiepe kanalen werd een speciaal scheepstype gebouwd: de kempenaar.
Tot voor de Eerste Wereldoorlog was de streek dunbevolkt. Er was veel armoede omdat de grond niet veel opbracht en er nauwelijks bemest werd. Pas eind 19e eeuw vatte de Industriële Revolutie er aan. Om die reden werd Limburg lange tijd als de meest achterstaande provincie van België beschouwd. Turnhout werd in de negentiende eeuw een industriestadje in de Kempen. Belangrijk voor Turnhout en omgeving zijn de papiernijverheid, chemische en farmaceutische industrie en steenbakkerijen.
Er waren opnieuw stichtingen van verschillende abdijen voor monniken die er rust konden vinden. Zo kwamen er onder meer de abdijen van Achel, Zundert, Postel, Westmalle. Maar de grote open ruimte werd ook benut voor de eerste nucleaire installatie in België en diverse militaire terreinen, zoals het kamp Leopoldsburg, de vliegbasis Kleine-Brogel, het voormalig schietveld van Brasschaat en Cooppal met bijhorende oefenterreinen in Kaulille.
Omdat de Kempen bovendien in het midden van de IJzeren Rijn liggen, vestigde zich hier ook vervuilende industrie, waaronder veel metaalverwerkende industrie. Er waren zinkfabrieken in Balen, Lommel, Overpelt en Rotem. Na 1900 werden de Kempische steenkoolmijnen gesticht ter ontginning van de Limburgse Kempen. Vanwege de snelle industrialisatie werd de provincie ontsloten en ontstonden er (vooral na de Tweede Wereldoorlog) nieuwe kernen, waaronder Geel, Beringen en Genk.
Veel Kempische dorpen hebben zich dan ook van veel historische elementen ontdaan. De meest pittoreske dorpen in de Noord-Brabantse Kempen zijn Oirschot, Bergeijk, Eersel en Hilvarenbeek. Hier liggen ook een aantal dorpen die bekendstaan als de "Acht zaligheden". Welke bestaat uit de dorpen Duizel (vroeger: Duisel), Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel en Wintelre (Brabants: Weintersel)
Ook in de Antwerpse en Limburgse Kempen zijn er nog mooie heidegebieden bewaard gebleven en ook hier heeft men zijn "Acht zaligheden", maar dan wel in de vorm van een merkwaardige dennenboom, de Achtzalighedenboom. Vooral de streken rond Kasterlee, Lommel en Mol zijn belangrijke toeristische trekpleisters.