Geschiedenis van Eersel - 4. Negentiende eeuw

Artikelindex

 

Negentiende eeuw

Na een grondwetswijziging in 1801 werd de Bataafse Republiek vervangen door het Bataafs Gemenebest.
Napoleon Bonaparte, die zichzelf in 1804 tot keizer van Frankrijk had uitgeroepen, verving in 1806 het Bataafs Gemenebest door het Koninkrijk Holland en zette zijn broer Lodewijk Napoleon Bonaparte op de troon als koning Lodewijk I. Het koninkrijk omvatte naast Nederland ook het vandaag Duitse Oost-Friesland. In 1806 besluit Lodewijk dat ook gereformeerden recht hebben op een eigen kerk en stel fl. 6000, - ter beschikking. Vanwege schatkistproblemen duurt het nog 3 jaren voordat op de markt kan worden begonnen met de bouw van het zogenoemde 'waterstaatskerkje' voor de Nederlandse hervormde gemeente. Men noemde het zo omdat Lodewijk aan rijkswaterstaat de opdracht had gegeven om architectonisch dit soort kerkjes te ontwerpen.

 

Kaart Bataafsch Gemeenebest (1801-1806)

Kaart Bataafsch Gemeenebest (1801-1806)

Keizer Napoleon was echter ontevreden over Lodewijk, die naar zijn mening een te onafhankelijke koers voer. In 1810 besloot hij de Nederlanden bij het Franse Keizerrijk in te lijven. In juli 1813 wordt het protestantse kerkje ingewijd met de woorden welke in een steen van de buitenmuur staan: 'Hoe liefelijk zijn uwe woningen, O Heere der Heerscharen - psalm 84 vers 2'.
De Franse tijd eindigde toen Napoleon in 1813 werd verslagen bij de Slag bij Waterloo en afstand deed van de troon en er door de overwinnaars een staatkundige herinrichting van Europa werd bewerkstelligd, herkreeg Nederland, dat deel uitmaakte van het Franse keizerrijk, zijn vrijheid. De oudste zoon van Willem V keerde op 30 november 1813 terug naar Nederland. Na het Congres van Wenen werd hij in 1815 als Willem I uitgeroepen tot koning der Nederlanden.

Protestantse kerk Eersel

Hervormde Kerk Eersel

In deze periode is waarschijnlijk de benaming 'Acht Zaligheden' ontstaan. De naam, een toespeling op de Bergrede, verwijst naar het "-sel" waarop de naam van de acht dorpen eindigt. Naast Eersel betreft dit de dorpen Duizel (vroeger: Duisel), Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel en Wintelre (Brabants: Weintersel). Deze bijnaam zou men te danken hebben aan de Hollandse militairen die hier tijdens de Belgische Revolutie rond 1830 ingekwartierd waren en de streek als armzaligheid bespotten. De sel-ligheden, ook wel armzaligheden genoemd, werden toen smalend omgezet in Zaligheden.

In de 19de eeuw waren nog grote delen van de Kempische bevolking werkzaam in de agrarische sector (Eersel echter iets minder dan de omliggende kerkdorpen). Op zandgronden was mest een essentiële factor, de hoeveelheid mest was bepalend voor hoeveel land een boer kon bewerken, de hoeveelheid grond was weer afhankelijk van het aantal vee zoals koeien men kon houden. Het was een vicieuze cirkel, welke ervoor zorgde dat het aantal mensen en de omvang van de veestapel en cultuurgrond nagenoeg onveranderd was gebleven sinds de late middeleeuwen. Deze cirkel werd door de uitvinding en gebruik van kunstmest (ca. 1850) doorbroken.
In de periode 1875-1925 kon het gebruik van kunstmest toenemen door de sterk gedaalde prijs. Het vervoersprobleem werd ten tijde van Koning Willem I verbeterd in de regio Eersel. De provinciale weg naar Eindhoven en de Postelseweg werden verhard en een stoomtrambaan Veghel-Eindhoven-Reusel werd aangelegd (1897). Hierdoor was de grootschalige ontginning van de gemeenschappelijke schrale heidegronden mogelijk. Vanaf circa 1875 ontstonden er ook uit huisnijverheid voortgekomen kleine ambachtelijke sigarenmakerijen die zich later voor grootschalige fabrieken en werkgelegenheid zorgden. Kort voor de eeuwwisseling werden de boerenbonden opgericht (NCB). Deze stelden zich als eerste taak de aankoop van kunstmest, zaaigoed en veevoer in coöperatieve samenwerking waardoor men gunstigere prijzen kon bedingen. De Boerenleenbanken maakten opname van krediet en voorschotten mogelijk. Daarnaast ontstonden er diverse coöperatieve melkfabriekjes, eerst nog met handcentrifuge maar uiteindelijk in 1912 kwam hieruit de coöperatieve Stoomzuivelfabriek in Eersel tot stand. De sigaren en tabaksindustrie ontwikkelde zich ook sterk in de regio waaruit diverse grotere bedrijven en bekende merken ontstonden zoals Agio en Wintermans.

Twintigste eeuw

Burgemeester van gemeente Eersel Petrus Jacobus de Kort (1831-1899), stelde na zijn dood 6,5 ha grond aan de Dijk beschikbaar, onder zijn levensmotto 'De nood van de een is de opdracht voor de ander'. Hier had eerst de schuurkerk gestaan vanaf de tachtigjarige oorlog tot aan de Franse periode.  De pastoor van Eersel H. Schoenmakers deelde in het jaar 1901 vol trots aan de kerkgemeenschap mee dat er een klooster en liefdesgesticht gebouwd zou worden voor de 'Zusters van Liefde van Jezus en Maria, Moeder van Goeden Bijstand te Schijndel' die dit gesticht zouden gaan leiden. In november 1902 komen de eerste 6 zusters om het nieuwe St.-Jacobusgesticht aan de Dijk te bewonen. Ze gaan vanuit de christelijke traditie waarop het katholieke kloosterleven gebaseerd is invulling geven aan de opdracht van de liefdewerken, namelijk om je naaste lief hebben als jezelf en hiermee God te dienen.

St. Jacobusgesticht aan de Dijk in Eersel

St.-Jacobusgesticht aan de Dijk

Ze beginnen met het ontwikkelen van deze werken om mensen met wisselende noden te helpen met de eerste opdracht met het katholieke onderwijs voor meisjes en de zorg van 'ouden van dagen'. Dit wordt gerealiseerd na de oprichting in 1903 door de vormgeving van de kleuter- en de lagere 'St.Jacobus meisjesschool'. De eerste helft van de twintigste eeuw is de hoogste nood de volksziekte tuberculose. De zusters nemen deze opdracht op zich en het St. Jacobusgesticht krijgt tevens de functie van sanatorium om TBC-patiënten te verplegen. Een aantal jaren daarna nemen de zusters de taak van wijkverpleging op en de verzorging van overledenen in de gemeente Eersel. Er komen ook steeds meer kinderen naar het St.-Jacobusgesticht om lichamelijk aan te sterken waardoor de congregatie genoodzaakt is om uit te breiden. Vanuit deze behoefte ontstaat uiteindelijk de latere gezondheidskolonie en gaat men extra accommodatie bijbouwen in de vorm van een gezondheidskoloniehuis.
Men verwerft internationale vermaardheid met deze 'Gezondheidskolonie'. Zo ontvangt Rector L. Weijers in de periode rond 1930 een delegatie van de toenmalige Volkerenbond. In de periode van 1926 tot 1956 verblijven ruim 40.000 kinderen, gedurende een periode van 6 weken, in de gezondheidskolonie. In 1927 wordt een afdeling, genoemd naar de heilige Don Bosco (beschermheilige van de jeugd in nood), ingericht voor "zwakzinnige" kinderen. Dit is het begin van wat later zal uitgroeien tot de instelling "De Donksbergen" (wat nu een onderdeel is van de M&P zorggroep).
In de negentiende eeuw werd de Sint-Willibrorduskerk ingrijpend verbouwd en uitgebreid en kwamen er in de jaren 1930-1931 nieuwe gewelven bij. Daarbij sneuvelde het oorspronkelijke koor.

Op 28 juli 1914 begon de Eerste Wereldoorlog waarbij Nederland zijn neutraliteit behield maar op 4 augustus trokken de Duitse troepen wel België binnen waardoor er een stroom vluchtelingen naar Nederland trok. Omdat de neutraliteit van België geschonden werd door de Duitsers werd ook het Verenigde Koninkrijk in deze oorlog betrokken. Met uitzondering van Spanje en de Scandinavische landen, Zwitserland en Nederland, zouden uiteindelijk alle Europese landen bij de Eerste Wereldoorlog betrokken raken. Naast burgervluchtelingen kreeg men ook te maken met deserteurs. Volgens de Vredesconferentie van Den Haag van 18 oktober 1907 moest Nederland als neutraal land in een tijd van oorlog alle militairen die naar het land vluchtten ontwapenen en interneren. Vanaf 1917 werden aparte kampen opgericht voor deserteurs.

 

Op de grens van België en Nederland liep gedurende een groot deel van de Eerste Wereldoorlog een 200 km lange elektrische draadversperring, bekend als De Draad, die door de Duitse bezetters van België werd aangelegd. De versperring stond onder dodelijke elektrische spanning en moest verhinderen dat oorlogsvrijwilligers België ontvluchtten. Daarnaast was het ook bedoeld om de smokkel tegen te gaan die op grote schaal plaatsvond, toen de schaarste nijpend werd en de prijsverschillen in beide landen waren toegenomen. Tot aan het eind van de oorlog was de onder hoogspanning staande draadversperring in werking. Geschat wordt dat tussen de 500 en 3000 mensen, waaronder Belgische vluchtelingen, erin zijn omgekomen.

"SpaarnestadPhoto-Wire-of-Death-SFA001009996" by Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad Photo/Het Leven/Fotograaf onbekend. Licensed under CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

"Wire-of-Death" by Nationaal Archief/Collectie
Spaarnestad Photo. Licensed under CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons.

 

Tijdens de Nederlandse neutraliteit van de Eerste Wereldoorlog, worden veel Belgische vluchtelingen die een beroep doen op de zusters in Eersel opgevangen in de gezondheidskolonie van het St. Jacobusgesticht aan de Dijk. Koningin Elisabeth van België schenkt uit dankbaarheid een bronzen medaille aan de toenmalige moeder-overste. Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik brengen in deze periode een bezoek aan de Belgische vluchtelingen in Eersel.

De oorlogvoerende landen Duitsland en Groot-Brittannië hebben de Nederlandse neutraliteit laten bestaan, omdat ze daar belang bij hadden. Voor Duitsland betekende het dat het toch een soort 'aanvoerkanaal' openhield, nadat vanaf augustus 1914 een Britse blokkade van de Duitse wateren was ingesteld. Voor Groot-Brittannië was Nederland interessant om inlichtingen te verkrijgen en de Britten hadden vanaf de Nederlandse Noordzeekust geen vijandelijkheden te duchten. Toch had de oorlog een nadelige invloed op de Nederlandse burgerbevolking. In de laatste jaren van de oorlog had de ellende toegeslagen: bedrijven gingen dicht, duizenden mensen kwamen op straat te staan. Daar kwam ziekte bij (de Spaanse griep maakte in 1918 in Nederland 17.400 slachtoffers) en honger. Het broodrantsoen was verlaagd.
De Eerste wereldoorlog duurde tot 11 november 1918. In 1923 worden Duizel en Steensel samengevoegd met Eersel.

 

In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog onderging Nederland evenals andere landen de invloed van de mondiale recessie na de beurscrash van 1929.
De Tweede Wereldoorlog was de samensmelting van een aantal aanvankelijk afzonderlijke militaire conflicten die van 1939 tot 1945 op wereldschaal werden uitgevochten tussen twee allianties: de asmogendheden en de geallieerden. In Europa vielen de Duitse troepen op 1 september 1939 Polen binnen. Dit leidde op 3 september 1939 tot een oorlogsverklaring aan Duitsland door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Hoewel Nederland bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 zich opnieuw neutraal had verklaard, viel Duitsland op 10 mei 1940 Nederland (alsmede België en Luxemburg) toch binnen. Na het bombardement op Rotterdam besloot het Nederlandse leger te capituleren. Deze capitulatie vond plaats op de nacht van woensdag 15 mei in het dorpje Rijsoord. Na de Nederlandse capitulatie en het vertrek van de laatste Franse troepen was heel Nederland bezet. Bij het vertrek had de Nederlandse regering zijn bevoegdheden aan generaal Henri Winkelman overgedragen.

De Duitsers stelden Duits bestuur in Nederland in, geleid door een rijkscommissaris (Reichskommissar), de Oostenrijker Arthur Seyss-Inquart; hij werd op 29 mei 1940 geïnstalleerd. De secretarissen-generaal bleven aan en werkten nu onder hem. Winkelman, aan wie ze formeel gehoorzaamheid verschuldigd waren, werd door de Duitsers verwijderd omdat hij zich onvoldoende coöperatief opstelde. Dit bestuur was derhalve geen militair bestuur maar een burgerlijk bestuur.

 

In Eersel werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door het zusterklooster en kolonie St. Jacobusgesticht onderdak geboden aan veel Duits-joodse kinderen die op de vlucht zijn voor het Nazi-regime. De naam van de heer J. van Mackelenbergh van het 'huisvestigingscomité' gevestigd in 's-Hertogenbosch mag in dit verband zeker niet vergeten worden. Helaas blijken deze joodse kinderen hier echter niet veilig te zijn en worden ze opgepakt en gedeporteerd  naar de verschillende concentratiekampen. Men beschouwt dit als een donkere bladzijde in de historie van het klooster en de gemeente Eersel. Of er sprake van verraad is geweest of een vorm van plichtsbetrachting van overheidsdienaren, en hoe het mogelijk was dat de betrokken mensen lijdzaam hebben toegezien hoe deze kinderen weggevoerd werden, zal altijd een prangende gewetensvraag blijven.

 

St. Jacobusgesticht

St. Jacobusgesticht

 

Ilse Brühl en de zusjes Annemarie en Elfriede Goldschmidt overleven deze concentratiekampen niet. Ursula en George Levy worden op weg van Auschwitz naar het kamp Theresienstadt door de Russen bevrijd en komen na de oorlog, tot 1947, weer in het klooster aan de Dijk wonen. In dit jaar verhuizen ze naar de Verenigde Staten waar een oom en tante hen adopteren. Voor beiden is Eersel een soort thuisdorp geworden.

In de loop van de oorlog wordt echter ook onderdak verleend aan diverse onderduikers, zoals Engelse piloten en andere vluchtelingen, waaronder de 80 studenten van het klein seminarie 'Beekvliet', uit St. Michielsgestel en de TBC-patienten van sanatorium "Kalorama" uit Beek bij Nijmegen in 1944. De zusters nemen door hun gastvrijheid enorme risico's vanwege mogelijke represailles van de Duitse bezetter. Ook talrijke vluchtelingen, die voor het oorlogsgeweld moeten vluchten, zijn in Eersel welkom. De toenmalige Engelse militaire autoriteit heeft de moeder-overste van het klooster Zr. Reinildis voor haar moed en inzet onderscheiden. Daarom is er een straatnaam naar haar vernoemd.
Dat het helaas niet altijd eenvoudig is om het levensmotto om de naaste te helpen te hanteren, ondervinden de zusters in 1945 als een groep van 150 kinderen, waarvan de ouders lid of sympathisant zijn geweest van de NSB en daarom geïnterneerd zijn, niet welkom is in het klooster.

Op 20 september 1944 tijdens operatie Market Garden storte in Eersel rond 14:45u een Stirling IV bommenwerper neer in de buurt van de boerderij van Wintermans. De bemanning van het RAF 196 Squadron overleefde de crash en bestond naast piloot George Oliver uit James Dates - bommenrichter, Les Steel - radiotelegrafist, Dennis Royston - boordwerktuigkundige en Canadees George Gelinas - staartschutter.
Op 17 en 18 september had deze crew in het kader van Operatie Market Garden Airspeed Horsa Gliders met para’s gesleept. Bij deze laatste vlucht ging het echter om bevoorrading. Aan boord hadden ze 21 containers in het bommenruim en twee zogenaamde “panniers” (manden of korven) elders in het vliegtuig. Ze hadden ook twee army dispatchers aan boord, die ervoor moesten zorgen dat de manden op de juiste tijd en de bedoelde plaats gedropt zouden worden.

Stirling IV bommenwerper

Een Stirling IV bommenwerper

Terwijl ze snel daalden richting de droppingszone werd het toestel geraakt door een Duitse Flak (Flugzeugabwehrkanone) luchtafweergeschut, waarbij de linkervleugel in brand vloog. Terwijl de piloot probeerde het vliegtuig in bedwang te houden, nam de bemanning zijn crashposities in. Vlak daarna brak de vleugel af, wat als “voordeel” had dat het vuur zich niet verder kon verspreiden. Het toestel raakte de grond en schoof een eind over zijn buik. Toen het tot stilstand kwam, bleek niemand gewond te zijn.
Toen iedereen het wrak verlaten had, besloten ze dekking te zoeken in de bosrand, een eind verderop. Maar gelukkig kwamen er al geallieerde troepen aanrennen om hen daarvan te weerhouden, want het bos zat vol Duitsers, opgejaagd door de Britse grondtroepen net een half uur daarvoor. Via Diest en Brussel bereikte de bemanning uiteindelijk weer hun thuisbasis Keevil. Ze waren de tweede bemanning van het squadron die veilig terugkeerde na te zijn vermist.

Bij het Mariakapelletje aan de Kapelweg bij het begin van de Dijk in Eersel wordt de herinnering aan de gevallenen uit de Tweede Wereldoorlog levend gehouden: Adrianus en Petrus Hoeks werden 11 augustus 1944 in Vught gefusilleerd omdat ze geen bekenden aan wilden geven. De andere gedenksteen aan de binnenzijde in de muur geplaatst vertelt dat Jacobus Blox in 1949 als enige van de 39 jonge Eerselse soldaten sneuvelde in de strijd om het behoud van Nederlands-Indië, het huidige onafhankelijke Indonesië. De gedenksteen bevat de volgende tekst. "Van de 39 Eerselse jongemannen die overzee hun plicht deden, sneuveld op 19 juli 1949 Jacobus Josephus Blox 19 aug.1926 Bidt voor hem."
De kapel naar het ontwerp van architect J.H.A.Bedaux uit 1943 is een eenvoudig stenen gebouwtje met pannen gedekt. De frontgevel waarin de ingang zich bevindt, is even doorgetrokken tot boven het dak in driehoekige vorm. Op de top is een ijzeren kruis geplaatst. Het muurwerk is in zijn geheel gewit.

Een ander gedenkteken aan de Tweede Wereld Oorlog is te vinden in de Mariakapel op de markt. In deze kapel op de Markt in Eersel is een gebrandschilderd raam aangebracht wat de bevrijding, een gefusilleerde verzetsstrijder en gesneuvelde soldaat herdenkt.

Achter het gemeentehuis aan de dijk richting Poelijoepark staat ook een monument, een Vredesduif gemaakt uit brons, herdenkt de inwoners van Eersel die zijn omgekomen in de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Politionele Acties.

Eersel werd op 10 december door de geallieerden bevrijd. Het 'Tien Decemberplein' aan de Dijk bij het Gemeentehuis herinnert hieraan.

Bij de watersnoodramp in zeeland van 1953 doen slachtoffers uit Zeeland, Zuid Holland en West-Brabant, een beroep op het klooster in Eersel. Een aantal van negentig vluchtelingen vindt hier onderdak.
De zusters van het klooster vinden daarna ook weer opnieuw inspiratie om in 1956 hulp te geven aan een nieuwe doelgroep, namelijk 'zwakzinnige kinderen'. Op de vraag van de toenmalige 'B.O.-bond' (buitengewoon onderwijs) wordt Huize "De Kindervriend" opgericht.
Aan kinderen met een verstandelijke beperking wordt voor telkens een periode van 6 weken, onder begeleiding van hun eigen onderwijzers, een vakantie aangeboden. Dit ook om hun ouders te ontlasten. Tegelijkertijd wordt in andere gedeelten van het koloniehuis "Huize St. Jozef" opgericht. Dit ook op verzoek van de toenmalige hulpbisschop Mgr. W. Bekkers. Dit nieuwe instituut geeft verzorging en verpleging aan die kinderen die 24 uur zorg behoeven. "Huize De Kindervriend" wordt in 1959 al opgeheven en de ruimtes worden toegevoegd aan "Huize St. Jozef".

Na de tweede Wereldoorlog ontstond er een verschuiving van arbeidersbevolking door uitbreiding van industrie en een meer gemechaniseerde landbouw en vermindering van de werkgelegenheid in de agrarische sector. De bevolking nam toe in Eersel door een snelle bevolkingsgroei 3.700 naar 12.500 inwoners, er waren echter verhoudingsgewijs steeds minder mensen werkzaam in de agrarische sector en veel mensen verhuisden naar steden. Ook nam de pendel met name naar Eindhoven toe door de groeiende industrie en vervoersmogelijkheden. Er werden plannen ontwikkeld om de Kempische bevolking in de eigen streek te houden. Men zag met name oplossingen in de uitbreiding van industrie en dienstverlening. Na 1960 ontstond er een trek uit de stad naar de omliggende dorpen en nam de bevolking toe en groeiden de dorpen uit tot hun huidige omvang. Door deze forenzen nam ook de welvaart toe in de dorpen. Hogeropgeleiden die een baan bij grotere bedrijven verkregen zoals Philips en DAF, vestigden zich in de omliggende dorpen van Eindhoven. Dit leidde tot ontwikkeling tot nieuwe industrieën en tot nieuwe voorzieningen in detailhandel, onderwijs, sport, recreatie en op cultureel vlak. Later zijn er ook meer High Tech bedrijven bij gekomen door afsplitsingen en schaalvergroting die een rol op de wereldmarkt spelen en de economie in de kempen stimuleerden. Voorbeelden hiervan zijn ASML, Atos en VDL.

Wapen van Eersel

Wapen van Eersel


In 1988 kreeg Eersel bij Koninklijk Besluit een nieuw gemeentewapen. In datzelfde jaar kregen we ook een nieuwe gemeentevlag. De vlag komt overeen met het kleine schild in het gemeentewapen.

Wapen met burcht: Elke gemeentewapen heeft een officiële beschrijving. Die van Eersel luidt: "In keel een burcht van zilver, verlicht van het veld, gevoegd van sabel, bestaande uit gekanteelde en van een puntgevel voorziene poort, waarin een opgetrokken valhek van sabel voor gesloten deuren, geplaatst voor een hogere en bredere gekanteelde hoofdtoren en door muren verbonden met twee kleinere gekanteelde torens, de burcht vergezeld van een met de bovenhoek over de deuren gaand schuingeplaatst schild van sabel, beladen met drie drielingsbalken van goud en in een schildhoofd van zilver een uitkomende leeuw van keel. Het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee parels" (keel = rood, sabel = zwart).
Vlag met leeuw: De gemeentevlag werd vastgesteld bij een besluit van de gemeenteraad. De vlag komt overeen met het kleine schild in het gemeentewapen: een brede zwarte baan met drie drielingsbalken in geel, en een uitkomende leeuw in rood op een witte baan.


[In bewerking]